Carnaval is van oorsprong een Heidens feest welke word gevierd rond de jaarwisseling. In de oude kalender was dit rond de lente waarbij Januari en Februari de 11de en 12de maand waren van het jaar. Deze kalender was gekoppeld aan de jaargetijden waardoor de maanden anders vielen dan wij nu gewend zijn.

De Jaarwisseling stond bekend als een nieuwjaars- en vruchtbaarheidsfeest. Door de andere telling van de maanden begon het nieuwe jaar in Maart met nieuw en ontluikend leven. De zon begon weer meer te schijnen, het land kon weer worden verbouwt en de voorouders werden hier vereerd.

Met de komst van Julius Cesar veranderde er het een en ander. Hij introduceerde een nieuwe kalender die in plaats van de jaargetijden de zonnestand volgde. De Jaarwisseling werd hierdoor vervroegd naar 1 januari omdat op die dag de zon op het noordelijk halfrond het langst schijnt.

Om het volk tevreden te houden hebben de Katholieken het Carnaval maar een Katholieke draai gegeven zoals met Kerstmis. Hierdoor bleef het carnaval gevierd worden in februari aangezien zij haar feesten en vereringen al bepaalde aan de zonnestand. Uitgangspunt is de zonnestand van na 21 maart waarbij de datum wordt bepaald van Pasen en van daar uit werd terugkerend naar As Woensdag (40 dagen voor Pasen). Sinds die tijd varieert de eerste dag van Carnaval van 1 februari tot 7 maart.

In het begin van de negende eeuw ten tijde van Karel de Grote begon de vasten de 6de zondag voor Pasen. Deze vasten was ter herdenking van de dagen dat Jezus moest vasten in de woestijn en tevens waren deze dagen ter bezinning op de Christelijke kernwaarden.

Aangezien er op zondag niet werd gevast telde deze periode maar 36 dagen. Later hebben ze dan ook besloten de vastentijd 4 dagen te vervroegen zodat de start viel op de woensdag daarvoor. Op deze woensdag gingen de gelovigen namelijk naar de kerk om een askruisje te halen als boetedoening. Tijdens de vasten periode mochten de gelovigen bepaalde zaken niet eten of drinken zoals vlees en alcohol. De mensen vonden toen dat ze maar eens goed moesten feesten voordat deze periode van vasten zou beginnen met veel eten en drinken. Deze dagen werden dan ook “de vette dagen” genoemd.

Daarnaast komt de naam Februari van het Romeinse Februa wat reinigings- of verzoeningsmiddel betekend. Ook al stond de wereld op zijn kop, de normale regels golden niet. Slaven en meesters stonden op gelijke voet en de mensen kleedden zich hier ook naar. 5 dagen lang werd de wanorde toegelaten om vervolgens weer een jaar in het gelid te gaan. Carnaval werd gezien als een feest om de voorouders te vereren, maar ook het moment waarop de jongere welke een bepaalde leeftijd hadden bereikt werden opgenomen in de groep volwassenen.

Na de reformatie werd het feest verboden, maar omdat veel mensen toch nog katholiek waren werd het feest in het geheim gevierd en is het eigenlijk nooit verdwenen. Carnaval is van oorsprong dus geen Katholiek feest, maar omdat het destijds in een kalender opgenomen is vinden we het feest vooral terug in Katholieke gebieden. De Katholieke kerk heeft altijd geprobeerd het Carnaval als feest tegen te gaan tot het begin van de 20ste eeuw, maar het volk kreeg zijn zin. Hoewel de term carnaval niet overal wordt gebruikt is het wel een duidelijke afgeleide van gebeurtenissen uit het verleden. De oorsprong van het woord is nooit met 100% bevestigd, maar het is hoogstwaarschijnlijk afgeleid van het Latijnse Carne Vale wat vaarwel aan ´t vlees betekend of van het Latijnse Carrus Navalis wat narreschip betekend. De laatste dag van het carnaval wordt ook vastenavond, vette dinsdag of Fastnach genoemd.

Bijna alles met Carnaval wordt gelieerd aan het getal der zotten. Er is nooit helderheid gekomen over de oorsprong van het zottengetal. Toch is er wel een bloemlezing te vinden hoe het getal 11 aan zijn bijnaam is gekomen. Toen Napoleon Bonaparte hier namelijk de scepter zwaaide waren er een hoop wetten die te maken hadden met zenuwzieke mensen. Deze mensen werden in de volksmond zotte genoemd en alle wetten hierover bestonden uit 11 artikelen.

Maar hoe zit het nu met de Prins?

Het nieuwe jaar was is het verleden ook het moment voor een zuiveringsritueel. Men kon het nieuwe jaar niet in gaan met alle zonde van het jaar daarvoor. Aangezien de koning de gehele bevolking vertegenwoordigde moets hij de zuivering ondergaan en dat kon enkel door dood te gaan. Elk jaar weer opnieuw.

Dat laatste betekende nogal wat. Dan zouden ze ook ieder jaar een nieuwe Koning moeten hebben. Dit zagen ze ook toen al niet zitten waardoor er werd gekozen om een vervanger voor de Koning te gebruiken zoals een misdadiger die op zijn executie wachtte. Deze werd gedurende die dagen verkleed als koning en rondgetrokken in een schip op wielen (’t narreschip)

Later is dit in Carnavaleske zin vertaald waardoor de meeste gezelschappen iedere 3 jaar een Prins kiezen die tijdens de carnavalsperiode de scepter over zijn rijk zal zwaaien. Gelukkig hoeft deze persoon aan het einde van het seizoen niet meer te sterven, maar wordt veelal op een ludieke manier afscheid van hem genomen.